Pad tot huidige pagina

Gastblog van het Amsterdamse Bos

Gastblog van het Amsterdamse Bos

In dit gastblog delen medewerkers van het Amsterdamse Bos interessante kennis en ervaringen. Van bijzondere bomen tot onze Schotse Hooglanders, van festivals tot educatie. Lees mee!

Natuurpanorama in het Amsterdamse Bos

NB Bij elke weblog kan helaas maar één foto geplaatst worden. Kijk op onze facebookpagina voor méér foto's.

Reacties

Je kunt op een blog reageren via de knop, 'reageer' onder het bericht. Reacties worden een paar keer per week verwerkt. Dit betekent dat het even kan duren voor jouw reactie zichtbaar is.

Rondje Nieuwe Meer
3 juni 2022 om 15:18
Gastblog Amsterdamse Bos
thumb_pontjeomepiet24-4-2022

'Een van Amsterdam’s schoonste wandelingen, inderdaad een der mooiste ter wereld', zo noemde Jac. P. Thijsse het rondje Nieuwe Meer. Toen hij onderwijzer was in de Jordaan, maakte hij die wandeling met de hoogste klassen. Gewoon vanaf de school op de Passeerdersgracht. Het rondje plus een extra stukje dus. Als die kinderen dat eind 19de eeuw al deden, kan ik toch niet achterblijven.

Dat dacht ik toen ik de uitnodiging zag van de Vrienden van de Oeverlanden. In de voetsporen van Thijsse gingen zij dit rondje lopen. Bij Thijsse’s pleidooi in 1908 voor een nieuw bos, had hij een parklandschap voor ogen met de Nieuwe Meer als centrale waterpartij. De beste manier om zoiets te ervaren is te voet. Dus stond ik zondagmorgen 24 april klaar voor een stevige stappartij. Zo’n 12 kilometer. Voor de echte langeafstandswandelaar nog niks natuurlijk, maar flink meer dan een uurtje wandelen.

Nachtegalen
De wandeling startte in de Noordelijke Oeverlanden heel toepasselijk bij De Waterkant, een NME (Natuur en Milieu Educatie)-centrum aan de Nieuwe Meer. Zo’n 25 deelnemers werden vergast op prachtige vogelconcerten, met als hoogtepunt meerdere nachtegalen. Die blijken niet alleen ’s nachts te zingen, maar juist ook overdag! Nog nauwelijks begonnen was de wandeling al geslaagd. Het werd een hele gevarieerde wandeltocht daar aan de noordkant. Gids Nico voerde ons langs schildpadden, een kolonie solitaire grijze zandbijen, Schotse hooglanders (ook daar ja) en nog veel meer. Om dan op de brug over de Ringvaart het hoogste punt van de wandeling te bereiken.

Koekoekslaan
Tot mijn verbazing ging de wandeling nog wat verder door naar het westen om vervolgens via het Koekoekslaantje weer richting Ringvaart te gaan. Dat is het dijkje langs het golfterrein. De koekoekslaan blijkt de oude oever van het Haarlemmermeer te zijn. Omdat er voor de scheepvaart geen scherpe bochten in de Ringvaart mochten komen, hebben ze die in de 19de eeuw gewoon dwars door de Riekerpolder gegraven. En zo ligt er in de Haarlemmermeerpolder een stukje hoger land, een puntje voormalige Riekerpolder uit 1636.  Een geliefd stukje voor watervogels bovendien. Wij kwamen er wintertalingen tegen (een eendensoort), en er schijnen ook geregeld lepelaars te komen snacken.

Het pontje van Ome Piet
Aan het eind van de Koekoekslaan kwamen we weer bij de Ringvaart en in de verte lag het Pontje van Ome Piet al klaar. Maar omdat de groep te groot was om met z’n allen tegelijk op de pont te passen, werd het een mooi pauzemoment. Daarna zette de gids er flink de sokken in, langs Boerderij Meerzicht bovenlangs polder Meerzicht, terug naar de Koenenkade en dan alsmaar rechtdoor. Terwijl er toch hier in het Bos alle aanleiding is voor een slingertje hier en een slingertje daar. Zoals door de Meerzichteilanden, naar het vogeluitkijkpunt, bij de heringerichte 'Waterentree' met z’n vele waterniveaus, bijzonder meubilair, het stap-plankenpad, sluizen, en meer. Maar misschien had hij gelijk, als je alles wilt zien in het Bos dan kom je nooit meer thuis.

Nieuwe Meersluis
Om weer aan de andere kant van het water te komen moest je in de tijd van Thijsse vanaf de Koenenkade via de Amstelveenseweg naar de Overtoomsche sluis wandelen. Wij konden een stukje afsnijden en via de Jachthavenweg naar de Nieuwe Meersluis lopen. De Nieuwe Meersluis is de opvolger van die Overtoomsche sluis en ligt een stuk zuidelijker in de Schinkel.

Doordat ik me na afloop van de wandeling nog eens verdiepte in Thijsse’s beschrijving van de wandeling, kwam ik erachter dat er rond 1923 plannen zijn geweest om deze nieuwe sluis midden in het Nieuwe Meer te leggen. De in die tijd zeer bekende Mr. Dirk Hudig – o.a. voorvechter voor volkshuisvesting - slaat alarm in de krant:

'Is het bekend, dat een ingrijpend plan op weg naar uitvoering is, waardoor aan de schoonheid van de Nieuwe Meer voorgoed een einde wordt gemaakt. De zaak is deze. Er is een nieuwe schutsluis geprojecteerd... ...De breede, prachtige kom van de Nieuwe Meer wordt middendoor gesneden... ...Men kan de vraag niet onderdrukken of de ingenieurs, die deze oplossing hebben voorbereid, besef hebben gehad van de noodlottige natuurschending, die de uitvoering van hun plan voor Amsterdam beteekent, besef hoe zij een van de weinige gelegenheden voor ontspanning en sport in de vrije natuur in de onmiddellijke nabijheid van Amsterdam vernietigden.'

Goede stedenbouw zou zich volgens Hudig moeten richten op behoud van natuur en ontspanning zowel binnen de bebouwing als bij de stad. Dit om te voorkomen dat natuur steeds moeilijker bereikbaar wordt.

Nooit meer hetzelfde
Naar aanleiding van Hudigs artikel ontstaat een levendige discussie. Ook Thijsse doet een maand later een duit in de zak: '... Wij vragen ons af, of het niet mogelijk zou zijn de sluis te ontwerpen niet in het Nieuwe Meer, maar in de Schinkel zelve, waar aan weerszijden van de spoorwegbrug, die er ook al komt, toch wel ruimte genoeg te vinden is, ook vrij van die brug. Werkelijk, het behoud van natuurschoon, het behoud van goede gelegenheid tot gezonde en verheffende ontspanning is een levensbelang voor Amsterdam.'


Ik weet niet of het aan deze twee heren te danken is, maar de nieuwe sluis is gekomen op de plek die Thijsse voorstelde.  Honderden keren of meer ben ik die sluis over gefietst naar het Bos, zonder te weten dat die sluis daar een belangrijke overwinning voor natuur- en landschapsbeschermers was. Via de Nieuwe Meersluis naar het Bos fietsen zal nooit meer hetzelfde zijn voor mij. En dat rondje Nieuwe Meer ga ik nog eens lopen. Met wat extra slingertjes natuurlijk en hopelijk alle rust van de wereld om bewust te genieten van die bijna verdwenen weidsheid van de Nieuwe Meer.

Waterbewustzijn door de ogen van een Zeeuw
25 juni 2021 om 13:12
Gastblog Amsterdamse Bos
Foto: Als een kikvors in de Grote Vijver, foto: Wouter van der Wulp.

“De wereld raakt mij. Ik volg mijn gevoel en door mijn kunst kan ik verbinding brengen, problemen blootleggen en mensen met elkaar in gesprek laten gaan en zo dichter bij elkaar laten brengen.” Dit schrijft Rem van den Bosch in zijn laatste boek, Zeeuws Meisje #Broederschap. Zijn foto’s zijn voor hem het begin van een gesprek. Een gesprek tussen volwassenen, maar juist ook met en tussen de leerlingen bij de gastlessen die hij op scholen geeft.

Hoogte- en dieptepunten
Ik schrijf al weer bijna vier jaar blogjes voor en over het Amsterdamse Bos. Een leuke aanleiding voor mezelf om het Bos te blijven bezoeken en me in een aantal zaken verder te verdiepen. Maar schrijven doe je natuurlijk vooral om gelezen te worden. En soms levert dat bijzondere dingen op. Zo schreef ik drie jaar geleden een stukje over hoogtepunten in het Bos. Dit naar aanleiding van de viering van 200 jaar Normaal Amsterdams Peil, ons NAP. Een van de bijzonderheden van het Bos is namelijk dat het is aangelegd onder zeeniveau en wel tien verschillende waterpeilen heeft. Enkele maanden geleden las Rem van den Bosch dat, een Zeeuwse fotograaf. Van het een kwam het ander, en zo trok ik afgelopen zondag met hem en een Zeeuws meisje langs een achttal dieptepunten in het Bos.

Watersnood
In Zeeland is de watersnoodramp van 1953 nog niet vergeten. De klimaatverandering met zeespiegelstijging en grotere regenpieken maakt Nederland kwetsbaarder. Het wegpompen van water zal steeds meer energie gaan kosten. Hoe lang kunnen we ons dat blijven veroorloven? Met zijn Zeeuwse modellen gaat Rem het hele land door om zichtbaar te maken wat er zou gebeuren als we stoppen met pompen of als de dijken doorbreken. En je begrijpt dat een fotograaf met zijn achternaam, toch echt een bos onder zeeniveau in zijn serie wil hebben.

Lange dagen
De zondag begon in Zeeland. Om vijf uur ’s ochtends werd het model opgemaakt en in een speciaal gemaakt Zeeuws kostuum gekleed. Eigenlijk begon de dag al eerder.  De bus voor alle spullen had het zaterdag begeven en een vervangend busje moest ’s avonds nog geregeld. Desondanks trof ik ze om elf uur bij de Boswinkel in opperbest humeur. Een opgewektheid die gedurende de dag geen moment verdween. Sterker nog, het leek toe te nemen bij iedere volgende locatie die we bezochten. Zo tof vonden ze ons Bos.

Kikvorsperspectief
Zo tegen vijven kwamen we aan bij laatste plek, de Grote Vijver. Na alle foto’s op land, werd het tijd voor een foto in het water. Om het zeeniveau aan te geven moest het model haar hand op vijf meter vijftig boven de waterspiegel houden.  Voor dat soort hoogtes had de fotograaf een extra grote ladder gemaakt. Maar die ladder stond dit keer nog in Zeeland. Met het huurbusje kon die niet mee. Het mooie van kunst en fotograferen is dat het er uiteindelijk om gaat het idee in een beeld te vangen. Door gebruik te maken van het zogeheten kikvorsperspectief kun je alsnog een impressie vastleggen van de bedoelde hoogte. Een heel bekende techniek. Alleen nam deze Zeeuw die wel heel letterlijk. Met een klein sprongetje verdween hij als een kikker bijna onder water. Zo had ik het nog nooit zien doen.

Tentoonstelling
De serie #Water is vanaf half augustus te zien in het Watersnoodmuseum in Zeeland. Op grote billboards op voet. In gedachten zie ik de bilboards ook al staan in het Amsterdamse Bos. Net als de tentoonstelling over de geschiedenis van het Bos in 2019. Of op kleiner formaat in de Boswinkel. Bezoek aan de tentoonstelling kan dan gecombineerd met bezoek aan de vernieuwde Waterentree tussen Nieuwe Meer en Bosbaan. Daar komen heel veel verschillende waterniveau’s bij elkaar. Wie er nog niet geweest is, ga er eens kijken en ontdek de watertrap, het stapbalkenpad, de prachtige steiger bij de vooroever Nieuwe Meer en nog veel meer.

Bosuilen monitoring
21 mei 2021 om 15:40
Gastblog Amsterdamse Bos
Henk met 2 'takkelingen' bij een uilenkast in het Amsterdamse Bos. Foto: Karin van Rijn.

Uilenexpert en vrijwilliger Henk Jan Koning onderzoekt sinds enkele jaren de stand van de uilen in het Amsterdamse Bos. Dat doet hij samen met zijn vader Fred, van wie hij de kneepjes van het vak leerde. Vorig jaar won Fred een speciale prijs van het Amerikaanse International Owl Center in Minnesota voor zijn jarenlange onderzoekswerk naar uilen. In dit blog vertelt zijn zoon Henk over de resultaten van het meest recente onderzoek in het Bos.

De bosuil: een echte bos-uil

Henk: ‘In het Amsterdamse Bos leven verschillende roofvogelsoorten, zoals de buizerd en havik, maar ook uilen waaronder de bosuil. Deze vogelsoort hoort echt thuis in de voedselketen van een bos, maar kan in het Amsterdamse Bos nog niet genoeg geschikte nestplekken vinden. Want ondanks dat het Bos - dat is aangeplant vanaf 1934 - al aardig volwassen wordt, staan er nog maar weinig écht oude bomen (>100 jaar oud). En dat zijn nou net fijne locaties voor uilen om te nestelen.’

Nestkasten

Verspreid door het hele Bos hangen daarom nestkasten, die Henk en zijn vader samen met de boswachters regelmatig controleren. Het volgen van de ontwikkeling van de uilenpopulatie in het Bos geeft ook informatie over hoe het gaat met prooidieren van de uilen, zoals muizen en kleinere vogels.

De ladder op

Een paar keer per jaar gaan Henk en Fred alle kasten langs om de uilen en nesten te bekijken:

‘In de herfst controleren we alle kasten. We maken de lege nestkasten sch0on en waar nodig repareren of vervangen we de kasten die de Boswachterij levert. Ook overgebleven voedselresten en nestmateriaal geven nuttige onderzoek informatie. In het vroege voorjaar bekijken we de legsels. Als de eieren een paar weken later zijn uitgekomen, controleren we de jongen. We meten, ringen en wegen de uilskuikens zorgvuldig en noteren de gegevens. In het najaar wordt opnieuw de stand opgemaakt en rapporteren we over het afgelopen uilenjaar.’

Natuurfotografe Karin van Rijn was onlangs aanwezig bij de controle van de jongen. Bekijk de foto’s op onze facebookpagina en Insta.

Takkeling

Jonge bosuilen kunnen in het begin nog niet vliegen, maar wel klimmen. Als ze groot genoeg zijn, klimmen ze uit het nest op een tak. De benaming ‘takkeling’ komt hier ook vandaan. Soms zien bezoekers een jonge bosuil op de bosgrond zitten. Henk: ‘Het gebeurt wel eens dat jongen uit de boom vallen. Met hun scherpe klauwen en snavel lukt het ze meestal om weer omhoog te klimmen. Omdat het in het Amsterdamse Bos best druk kan zijn met bijvoorbeeld honden, kun je het jong een handje helpen door de Boswachterij te bellen (06-29081628). Zij kunnen het dier dan voorzichtig hoog op een tak zetten. De ouders zijn in de buurt en zo heeft het jong wat meer tijd om rustig weg te komen.’

Monitoring: de resultaten

2020: minder eieren in de legsels

Over het afgelopen uilenjaar zegt Henk: ‘In 2020 ging het niet erg goed met de bosuilen in het Amsterdamse Bos. Uilen broeden niet jaarlijks en in 2020 broedden slechts 12 van de 20 broedparen in het Bos. De legsels hadden minder eieren dan het voorgaande jaar en uiteindelijk bracht slechts één ouderpaar 2 jongen groot.

Naast gebruikelijke oorzaken als tekort aan geschikte broedlocaties en voedsel en de nabijheid van roofdieren, denken we dat in het afgelopen jaar ook verstoring een rol heeft gespeeld in het - juist in coronatijd - druk bezochte Amsterdamse Bos. In vergelijkbare gebieden zoals de Amsterdamse Waterleidingduinen zijn het afgelopen jaar minder jongen grootgebracht.’

2021

Henk: ‘Bij verschillende nesten zijn dit voorjaar gezonde jongen aangetroffen. En op 3 plekken in het Bos hebben bosuilen een geschikte nestplek gevonden in een boom, dus buiten een kast.’ Onze boswachters vermoeden dat dit vaker gebeurt, maar hebben het nog maar een enkele keer waargenomen. Henk: ‘Dat is een goed teken. Dit jaar is wel iets beter dan vorig jaar, met 17 nesten in totaal, maar wederom met kleine legsels en maar 1 of 2 jongen.’

Waarom is monitoring belangrijk?

Boswachter Abe: ‘Onderzoek naar diersoorten zoals deze helpen bij het beheer en onderhoud van het Bos, maar ook bij het maken van beleid, zoals het nieuwe Bosplan. Zo creëren we bijvoorbeeld meer kruidenrijke oevers die aantrekkelijk zijn voor prooidieren van de uilen. Bij onderhoudswerk in het Bos kunnen we met behulp van deze gegevens bijvoorbeeld bij het snoeien nog beter rekening houden met de vogels en andere dieren. Maar dat is niet het enige. Uit onderzoek blijkt dat kleinere dieren voedsel en beschutting kunnen vinden in dood hout. Daarom laten we dit zoveel mogelijk liggen (en staan) in de bospercelen.’

Meer weten?

Op de website van het Owl Center staat meer informatie over uilen. Of bekijk een lezing met Fred en Henk op het YouTube-kanaal van het Owl Center.

Ik ruik, ik ruik wat jij niet ruikt, en de geur is…
11 mei 2021 om 15:56
Gastblog Amsterdamse Bos
Daslook en armbloemig look op Vogeleiland, foto Wouter van der Wulp.

Beleef het bos met al je zintuigen. Niet alleen kijken, maar ook voelen, proeven, luisteren en ruiken. Natuurgidsen bevalen het vroeger al aan, en tegenwoordig hoort het bij het bosbaden. Dat is je onderdompelen in het bos om stress te verlagen en je gezondheid te verbeteren. Onthaast en zet je zintuigen open.
Pootje baden
Ik weet niet hoe het met jullie is, maar bij mij blijft dat bosbaden toch meer pootjebaden dan onderdompelen. In het Bos de tijd vergeten lukt me nog wel, en ik hoor ook echt de vogeltjes wel en het ritselen van de blaadjes. En de regen op je gezicht voelen, soms kan ik zelfs daar van genieten. Maar voor het echte loslaten moet je ook je telefoon en camera thuislaten. Zo ver ben ik nog niet. Iets bijzonders zien en er geen foto van kunnen maken? En van alles in je mond stoppen om te  proeven, ik vind dat vaak geen goed idee.

Ruiken daarentegen gaat weer vanzelf in het Bos. Op veel plaatsen hangt nu zo’n heldere uienlucht, dat niets ruiken geen optie is. De vaste bezoekers weten het wel, het is nu daslooktijd en wie zijn neus volgt komt uit bij hele stukken wit bebloemde bosbodem. Meestal schier eindeloze hoeveelheden daslook. Meestal ja, want er zijn concurrerende parfumproducenten in het Bos.

Armbloemig look
In het Bos ruiken nog twee andere planten uiig. De bekendste is look-zonder-look, een redelijk algemene plant. Die heet zo omdat 'ie geen familie van de ui is, maar wel een uienluchtje heeft. De andere is armbloemig look, een nieuwkomer in Nederland. Nou ja, nieuw is relatief. Voor het eerst aangetroffen in 1917 bij Huis te Manpad in Haarlem. Het zou daar terechtgekomen zijn met afval van een partij bolgewassen die voor de sierkweek in het wild verzameld was in Azië.

Sommige afgekeurde planten bleken juist prima te gedijen op het landgoed. En nog ieder jaar is het armbloemig look daar massaal te zien en te ruiken. Dat komt overigens niet omdat ze zich zo goed uitzaaien. Op hun bloeistengel zit meestal maar één bloemetje en die maakt in ons klimaat geen zaad. Heel armbloemig dus, dit look. In plaats van bloemen vormt de plant broedbolletjes op de stengel. En die broedbolletjes geven de nieuwe plantjes duidelijk een voorsprong. In het Amsterdamse Rembrandtpark zie ik armbloemig look het zelfs winnen van brandnetels en kleefkruid. Het vormt daar een hele plak. Ook in het Bos lijkt het zich uit te breiden. Vergeleken met de daslook stelt het echter nog niks voor.

Door de knieën
Bij het onthaasten hoort voor mij het door de knieën gaan om zo’n plantje eens rustig te bekijken. Omdat ze met zo velen bij elkaar staan, valt het eerst niet op. De plant heeft niet enkel weinig bloemen op zijn driekantige stengel staan, maar ieder plantje heeft ook maar één blad. Net zo makkelijk zou het dus 'armbladig' look kunnen heten. Hoe dan ook, een bijzonder stinzenplantje. Ik snap best dat de gidsen bij Huis te Manpad er trots op zijn. Vind ik ze ook mooi? Ik vind ze vooral leuk in kleine aantallen.

Goudgele bermen
16 april 2021 om 08:45
Gastblog Amsterdamse Bos
Winterakonieten & speenkruid (29 maart 2021, Wouter van der Wulp).

Het zien van bloemen is goed voor het humeur. Dat geldt helemaal voor lentebloemen, liefst met een voorjaarzonnetje erbij. Heerlijk dus als eind maart de bermen weer goudgeel kleuren van het speenkruid. Een schaduwplant die bij de eerste zonnestralen uit de bodem te voorschijn komt om snel te bloeien en groeien voordat er weer blaadjes aan de bomen en struiken zitten.

Dit jaar werd ik extra verrast bij de ingang van het Bos. Onder de eikenlaan bij de Boswinkel kleurde het ook geel. Alleen niet van het speenkruid, maar van de winterakonietjes. Mijn allerfavorietste voorjaarsbloem. Vooral dat guitige kraagje net onder het gouden hoofdje.

Geluk bij een ongeluk
Mijn voorjaarsgeluk blijkt samen te hangen met de pech die we hebben met de opmars van de eikenprocessierups. In de blog van boswachter Claudia over deze jeukrups kun je lezen dat bij de Grote Ligweide in december 2019 en januari 2020 zo’n half miljoen stinzenbollen zijn geplant. Dit om natuurlijke vijanden van deze rups aan te trekken, zoals gaasvliegen, sluipwespen en wantsen. Wat daar nog niet in staat is dat afgelopen najaar ook de eikenlaan bij de Boswinkel een bloembollenboost heeft gekregen.

Tulpen en narcissen
Rond de Boswinkel lijkt het intussen wel of er een bloemenoverstroming heeft plaatsgevonden. Ik zie een narcissenzee met een vloedgolf tussen fietspad en winkel. Bovendien is ook het Tulpfestival weer neergestreken in het Bos. Vele verschillende soorten tulpen staan deze maand te pronken op de kop van de Bosbaan. En bij de Boswinkel word je verwelkomd door een erehaag van onze eigen Jacoba Mulder-tulp. Maar de kwekers hebben niet alleen voor heel veel verschillende tulpensoorten gezorgd, ook narcissen komen er in vele gedaanten. Naast de grote knalgele bij de winkel, zit in het bloemenmengsel onder de eikenlaan juist een lichtgekleurd dwergnarcisje. De bekende W. P. Milner-narcis, gekweekt in het 19e eeuwse Engeland. Dit vroegbloeiend mini-narcisje is heel geschikt voor verwildering en interessanter voor insecten dan die grote jongens. Ze worden - zo noemt men dat - bevlogen door sluipwespen en sluipvliegen. Juist de hulpjes die nodig zijn voor de bestrijding van die eikenprocessierups. Loop deze dwergen niet voorbij, maar ga eens door de knieën. Dan zie je dat de winterakonietjes weliswaar intussen zijn uitgebloeid, maar dat het rondom de miniatuurnarcisjes nu blauw staat van de Grote sneeuwroem. Kijk hoe prachtig die stervormige bloemen. Het begin van het Bos voelt wat mij betreft nu al als veel meer dan het spreekwoordelijke halve (opvrolijk-)werk.

Varens, sneeuw en bomen
23 februari 2021 om 11:45
Gastblog Amsterdamse Bos
Foto: Stijve naaldvaren op Vogeleiland, 12 (sneeuw) en 20 februari 2021, Wouter van der Wulp.

In het Bos valt altijd weer wat nieuws te ontdekken. Soms struikel je er bij toeval over. Op andere momenten ga je het pas zien als iets of iemand je interesse ervoor heeft gewekt. Zo hoorde ik in november de Amsterdamse bomenconsulent Hans Kaljee vertellen over de eikvarens die op oude iepen in de stad groeien. Je kunt het hier terughoren. En dan denk je, het Bos is onderhand ook boven de tachtig. Toch eens opletten, als ze zelfs in de stad op bomen groeien. De winter is bovendien de beste tijd om eikvarens te spotten. Want die blijven de hele winter groen, terwijl de meeste bomen dan geen blaadjes hebben. Op de prachtige website Flora van Nederland vind je hoe je de eikvaren kunt herkennen.

Groeiende nieuwsgierigheid
Valentijn ten Hoopen houdt al tientallen jaren bij waar in Amsterdam muurplanten groeien. In 2004 werd hij tijdens zijn zoektocht door de stad afgeleid door een boomkruiper die langs de bast van een iep hipte. En toen zag hij de eerste eikvaren op een boom. Vanaf die tijd kijkt hij niet alleen naar muurtjes maar ook naar bomen. Onderhand heeft hij al 400 bomen met eikvarens gevonden. Bijna allemaal op oude iepen, maar ook enkele op plataan en wilg. En heel zeldzaam: in Amsterdam en omstreken staan ook negen lindes met eikvaren. Twee daarvan staan in ons Bos, hoorde ik van Valentijn. Vlak bij de Vierwindenbrug, stop 11 in de bruggenroute. Hoe meer ik hoorde, hoe nieuwsgieriger ik werd. Ook naar wat er nog meer aan varens in het Bos staan.

Eikvarens in de boom, maar ook op de grond
De eikvarens in de twee linden blijken nog wat klein. Maar een honderd meter verderop staan twee wilgen waarop de eikvarens veel groter zijn. Eikvarens hoeven overigens niet op bomen te groeien. Op noordhellingen in de duinen kan je ze bijvoorbeeld als bodembedekker tegenkomen. De vier bomen in het Bos waarop ik eikvarens vond, staan denk ik niet toevallig in de buurt het Thijssepark. In het Thijssepark groeien heel veel verschillende soorten varens. Geen daarvan in bomen, maar wel grote groepen eikvarens gewoon in de grond. Het kan haast niet anders of zij hebben hun sporen over het water naar het Bos laten waaien.

Van varens in de sneeuw, nu varens tussen de sneeuwklokjes
Een wandeling in het Thijssepark is prima te combineren met een bezoek aan het Bos. Mooi om daar nu bijvoorbeeld het wintergroene Dubbelloof te bekijken. Ik raad echter aan om ook een bezoek te brengen aan het Vogeleiland in het Bos. Ook daar staan hele mooie varens, zoals hele grote Tongvarens en Stijve naaldvaren. Heel handig met naambordjes erbij. Maar wat ik echt leuk vind, is dat de varens op het Vogeleiland intussen van in de sneeuw, in de sneeuwklokjes zijn beland. En als bonus bloeien de eerste narcissen daar alweer. Dat moet je zien.

Tijdreizen en grenzen verleggen
28 januari 2021 om 13:21
Gastblog Amsterdamse Bos
Kaart annexaties 1921 Amsterdam Nieuwer-Amstel (Stadsarchief Amsterdam)

Honderd jaar geleden op 1-1-1921 werd Amsterdam vier keer zo groot. Veel nieuwe ruimte denk je dan. Maar nog ligt het Amsterdamse Bos voor het allergrootste deel in andere gemeentes, namelijk Amstelveen en Aalsmeer. Dat doet het al vanaf de aanleg, en dat vraagt om uitleg. Zo ligt van het Amsterdamse Bos alleen het Schinkelbos in Aalsmeer en dat kwam pas in 1999 bij het Bos.

Sommige gemeentegrenzen in het Bos kun je alleen uit het verleden begrijpen. Neem bijvoorbeeld de gemeentegrens ten zuiden van Spa Zuiver. Kaarsrecht loopt die dwars door alle landschappelijke structuren. Volstrekt onlogisch ziet het eruit en dan word ik nieuwsgierig. Heel handig is de website www.topotijdreis.nl. Daar kun je via kaarten tijdreizen van 1815 tot vandaag, meer dan 200 jaar dus. En gedurende die tijd slokte Amsterdam steeds delen op van de gemeente Nieuwer-Amstel (zo heette Amstelveen voor 1964). In 1821 een stuk, en in 1896 onder luid protest van Nieuwer-Amstel een nog veel groter stuk. 'Nieuwer-Amstel raakt geamputeerd' is de dramatische kop bij de Canon van Nederland.

Ondertussen slokte Nieuwer –Amstel in 1854 de hele gemeente Rietwijkeroord op met de Rietwijkeroorderpolder. Dat is  het stuk van het Amsterdamse Bos waar nu de Grote Vijver ligt en de Geitenboerderij. En toen vond 100 jaar geleden op 1-1-1921 die laatste annexatie plaats waarbij Nieuwer-Amstel nog meer grondgebied aan Amsterdam moest afstaan. Hoe Burgemeester Colijn zich hier vergeefs met hand en tand tegen verzette, lees je op de website van Ons Amsterdam. Onderdeel van die gebiedsuitbreiding was dat Amsterdam het gehele Nieuwe Meer kreeg plus de buitendijkse oeverlanden tot aan de Koenenkade. Boerderij Meerzicht is zo op Amsterdams grondgebied terechtgekomen.

Vrolijk
Sinds die tijd zijn in het Bos rechte structuren veranderd. De ingang Koenenkade is omgeleid om bij de Bosbaan uit te komen, en de Hoornsloot heeft daar ook een slinger gekregen. Maar de gemeentegrens, je snapt het al, is blijven liggen waar hij lag. Op de plek waar ooit de Koenenkade liep. Zo’n onbegrijpelijke grens opeens te snappen daar word ik vrolijk van. Net zoals daar in de buurt wandelen in het gebied tussen Nieuwe Meer en Bosbaan. De Waterentree bij de sluizen met al die verschillende waterpeilen, de nieuwe meubels, poelen, kano-oversteek en uitzichtpunten. Ach, ga er vooral zelf eens wandelen en kijk of je het avontuurlijke stap-balkenpad weet te vinden, en de watertrap.

PS Aalsmeer
Bijna vergeten. Voor wie nog graag wil weten hoe het nu zat met Aalsmeer en het Bos. Tot 2002 lag het meeste Bos ten zuiden van de A9 op het grondgebied van Aalsmeer. Niet onlogisch, want kijk maar weer op www.toporijdreis.nl. Voor de aanleg van het Bos stopte de Schinkelpolder niet bij de huidige Bosrandweg, maar liep door tot de Burgemeester Colijnweg (toen Schipholkade geheten). En die hele polder hoorde bij Aalsmeer. Het noordelijk deel van de Schinkelpolder veranderde echter in het zuidelijk deel van het Amsterdamse Bos, waarbij het waterpeil ook los kwam te staan van de rest van de Schinkelpolder. Het werd gelijk aan het nieuwe peil in het grootste deel van het aangelegde Bos. Daardoor kun je nu vanaf de kanoverhuur bij de Grote Vijver zonder uitstappen naar de Camping peddelen. Vervolgens ruilden in 2002 Amstelveen en Aalsmeer stukjes grondgebied uit om logischer grenzen te krijgen. Sindsdien ligt het leeuwendeel van het Bos in Amstelveen.

Kraaien en kreeften
4 december 2020 om 09:32
Gastblog Amsterdamse Bos
Kreeft-etende kraai op Vierwindenbrug, 18 november 2020, Wouter van der Wulp.

Voor wie oplet, heeft het Bos bij elk bezoek wel verrassingen. Dus zie ik vaak wat anders dan waar ik voor kom. Ik was van plan een blogje te schrijven over de varens in het Bos, in het bijzonder die op bomen. Toen ik daar wat foto’s voor wilde maken, werd ik afgeleid door twee kraaien. Nu zijn kraaien in het Bos niet zo bijzonder, maar allebei hadden ze een rivierkreeft te pakken. Dat had ik nog niet eerder gezien.

In september schreef ik al over de Amerikaanse rivierkreeft, en dat hun aanwezigheid slecht is voor de waterkwaliteit en de biodiversiteit. Dat komt omdat ze door hun graverij in de bodem het water vertroebelen en extra voedingsstoffen in het water brengen. Ze knippen ook veel waterplanten af, ze eten ongewervelde waterbeestjes en broed van vissen en amfibieën.

Het bevorderen van de veerkracht en robuustheid van ecosystemen wordt steeds vaker genoemd als belangrijk om plaagsoorten te beheersen. In het Bos zie je dat terug in de bestrijding van de eikenprocessierups. Vele nest- en slaapkastjes zijn opgehangen om mezen en vleermuizen te lokken. En er zijn bloembollen geplant om andere natuurlijke vijanden van de rups aan te trekken. Zoals sluipwespen en gaasvliegen.

Als natuurlijke vijanden van de Amerikaanse rivierkreeft worden vooral paling en andere roofvissen genoemd zoals baars, Europese meerval en snoek. Ook otters en watervogels als reigers, futen en meerkoeten. Over kraaien had ik nog niks gelezen of gehoord. Maar toen ik ging zoeken op het internet zag ik behoorlijk wat meldingen over kraaien die rivierkreeft eten. Op facebook van het Amsterdamse Bos werd zelfs al in 2013 vermeld dat de kraaien graag kreeft op het menu hebben. Kortom, wat voor mij een verrassing was, wisten de boswachters al heel lang.

Robuuste natuurlijke systemen lijken ook een voorwaarde om de rivierkreeften binnen de perken te kunnen houden. Nodig is een helder, plantenrijk watersysteem dat niet makkelijk omslaat naar een troebele door algen gedomineerde toestand. Dat houdt in dat je waterplanten weer een kans geeft door geen steile oevers te maken waarin de kreeften kunnen graven. En door optimale omstandigheden te scheppen voor de soorten die rivierkreeft eten.

Veel natuurvriendelijk oevers zijn al aangelegd in het Bos. In 2016-2017 was er nog een forse uitbreiding als ruggegraat van de ecologische verbindingszone De Groene As. En nu eind 2020 krijgt de Hoornsloot bij het opknappen van de oever ook een natuurvriendelijke vooroever. Niet speciaal vanwege de aanwezigheid van rivierkreeften, maar omdat zo’n oever sowieso veel voordelen biedt. Samen met de defosfatering door Hoogheemraadschap Rijnland van het inkomende water vanaf de Nieuwe Meer, is het bovendien gunstig voor de waterkwaliteit van de Amstelveense Poel. Wel blijft het voorlopig nog spannend of met wat hulp het watersysteem sterk genoeg zal zijn om de rivierkreeft beheersbaar te krijgen, of dat de rivierkreeften het ecosysteem door vraat en graafwerk zodanig verarmen dat ze vrij spel houden.

Eén ding is echter zeker. Misschien zijn er nog extra maatregelen nodig, maar zonder goede natuurlijke watersystemen gaat het in ieder geval niet lukken. Wat dat betreft is het Bos al jarenlang goed bezig met het vervangen van steile oevers door natuurvriendelijke. De kraaien hoor ik intussen denken “ieder nadeel hep ook sun voordeel hoor”.

Het Bos als bruggenmuseum, de geschiedenis herschreven
28 oktober 2020 om 08:52
Gastblog Amsterdamse Bos
Ballenbrug 548 - detail ontwerptekening Dic. Slebos 22-12-1955.

Oktober is de maand van de geschiedenis. U denkt misschien geschiedenis staat vast. Wat gebeurd is, is gebeurd, praten we niet meer over. Maar daar zijn de enthousiastelingen achter de Maand van de Geschiedenis het niet mee eens. Die vinden dat geschiedenis verteld moet worden, aangevuld, genuanceerd en gedeeld. Dat je vanuit het verleden het heden beter kan begrijpen. Ook het Bos is beter te begrijpen als je het verleden kent.

Deze week zou ik daarom samen met Jan Heeren een thematocht gidsen langs de oost-west-geschiedenis van het Bos. We zouden  fietsen door het zuidelijk deel van het Bos, waar stukken bewust zijn aangelegd met bomen uit Amerika en stukken met juist bomen uit het oosten. En weet u bijvoorbeeld het verband tussen de opkomst van het vliegen en het evenemententerrein in het Bos? Tijdens de aanleg van het Bos werden verre oorden weliswaar bereikbaarder, maar vliegen was nog behoorlijk gevaarlijk. De Uiver bijvoorbeeld - het beroemde KLM-vliegtuig dat in 1934 als tweede aankwam in de London-Melbourn-luchtrace - had tijdens die wedstrijd al een noodlanding moeten maken op een paardenrenbaan. Een paar maanden later verongelukte het toestel op weg naar Batavia, waarbij alle zeven inzittenden omkwamen. De Uiver is maar vier maanden in gebruik geweest. Wat dat met evenementen van doen heeft? U raadt het misschien al, het evenemententerrein is begonnen als een verplicht noodlandingsterrein voor Schiphol.

Verscholen kunstwerken
De rondleiding zou ook langs een aantal bruggen van Piet Kramer gaan. In die bruggen zijn namelijk veel Aziatische invloeden te herkennen. Helaas moest de tocht vanwege de tweede corona-golf afgelast worden. Als alternatief staat er nu een bruggenroute uitgelicht op de website van het Bos.

In een artikel uit 1957 over de nieuwe ballenbruggen in het Bos, lees ik dat het Amsterdamse Bos toen al een reputatie had als bruggenmuseum.  En daar zijn we nog steeds trots op.

De eerste wandelingroute die niet de natuur centraal stelde, had dan ook de bruggen als thema. Onder de kop “Boswandeling langs verscholen kunstwerken” wijdde het Amsterdams Stadsblad in 2002 een groot artikel aan de ingebruikname ervan. Op het nieuwe routeboekje uit 2008 met de titel “Kramers Bruggen”, zie ik op het voorblad een prachtige rode ballenbrug afgebeeld, officieel brug 548 geheten. In 2004 voorgedragen en in 2013 door de gemeente Amstelveen aangewezen als gemeentelijk monument samen met de andere rode-ballenbrug 549 en nog 51 Kramer-bruggen in het Bos. Na zijn pensioen in 1956 gebouwd naar zijn ontwerp. Althans dat dachten we altijd.

Archiefonderzoek
Door de digitalisering van archieven, zijn die steeds makkelijker te raadplegen. Moest je voor historisch onderzoek vroeger naar de papieren archieven toe en had je daar dan de hulp van een archivaris nodig, nu kan je al veel vanuit huis bekijken. Zo ook delen van het oude tekeningenarchief van de Amsterdamse  Dienst Openbare Werken. Dankzij het Platform voor de Amsterdamse School kwam ik er afgelopen weekend achter dat Cees Schumacher daarin in 2018 de ontwerptekeningen van de rode-ballenbruggen had opgezocht.  Toen deed ik de verrassende ontdekking dat deze bruggen helemaal niet door Piet Kramer waren ontworpen. Het ontwerp bleek van zijn opvolger Dirk (of Dic.) Slebos. Die is vooral bekend van bruggen in Amsterdam-Nieuw-West. Twee daarvan zijn in 2008 door Amsterdam aangewezen als gemeentelijk monument. Eigenlijk wel hartstikke leuk dat het Bos nu ook twee officiële monumentale bruggen van Slebos blijkt te hebben. Bruggen die duidelijk geïnspireerd zijn door de blauwe-ballenbruggen van Kramer uit 1938, maar ook al de kenmerken hebben van de strakkere vormentaal van Slebos’ latere bruggen.

Zoals ik vaak schrijf in mijn blogjes, het Bos zit vol verrassingen.  En dat geldt ook voor de geschiedenis van het Bos. In het Bos heeft Kramer dus geen 78 maar 76 van de 116 bruggen ontworpen. Daarvan staan er 51 op de gemeentelijke monumentenlijst van Amstelveen, naast nog twee van Dic. Slebos. Dat wordt overal teksten aanpassen, zodat – om met dezelfde woorden te eindigen als dat artikel uit 1957 – het Amsterdamse Bos zijn reputatie als bruggenmuseum opnieuw kan verstevigen.

Maak eens een Boswandeling in de regen
3 september 2020 om 08:53
Gastblog Amsterdamse Bos
Rode Amerikaanse rivierkreeft, foto: Wouter van der Wulp.

Gewoonlijk overkomt me dat niet, maar bij mijn laatste bezoek aan het Bos kwamen allerlei oude kinderliedjes naar boven. Sommige misschien ondertussen te fout om nog hardop te zingen. De twee die bleven haken waren 'Een Nederlandse Amerikaan' en 'Onder moeders paraplu'. Wat was namelijk het geval, het regende die morgen.
Na alle droogte dit jaar, is regen zeker welkom in het Bos. Zelf was ik ook wel toe aan wat frissigheid. En wie alleen bij zonnig weer wandelt, mist veel. Bij vochtig weer hoor, ruik en zie je weer heel andere dingen in het Bos. En met goede regenkleding of moeders paraplu is er gelukkig niets aan de hand.

Schuldig plezier
Terwijl de regen dus van tik-tak-tik deed, zag ik midden op het pad een Nederlandse Amerikaan. Of moet ik zeggen een Amerikaanse Nederlander. Hoe dan ook, ik heb het over de rode Amerikaanse rivierkreeft. Pas in 1985 voor het eerst gezien in Nederland. En nu wijd verbreid. Volgens ecologen een flink probleem al is een volwassen exemplaar maar een centimeter of 17. Ze eten namelijk alles, maar dan ook écht alles: larven, kikkerdril, planten en zelfs elkaar. Bovendien graven ze holen en verzwakken zo oevers en keringen.  Ook gaat hun aanwezigheid ten koste van de waterkwaliteit, met als gevolg dat de biodiversiteit sterk afneemt. We hebben nu rivierkreeften op plaatsen waar de Europese rivierkreeft nooit voorkwam, zoals in de veenpolders in het Westen. Maar hoewel het dus helemaal niet goed is dat we ze tegenkomen in het Bos, het blijft voor mij toch altijd wel een soort van schuldig pleziertje.

Natte molshopen
Van de acht verschillende soorten rivierkreeft die nu in Nederland leven, is de rode Amerikaan de enige die massaal het land op komt. In hun oorsprongsgebied leven ze in periodiek opdrogende plassen en moeten ze wel. De droge perioden overleven de dieren door zich in te graven. Bij ons zijn de kreeften door het opgewarmde zomerwater seksueel actief geworden. Bij regenweer komen vooral de vrouwtjes eind augustus / begin september het water uit. Zij zoeken een veilig plekje om de eieren te leggen. Het zijn uitstekende gravers – ze maken tunnels van wel twee meter lang - en veel vrouwtjes kiezen voor een holletje op het land. Daar blijven ze vervolgens enkele weken zo rond het grondwater, met de eitjes onder de staart.  De eitjes komen daar uit en de jongen vervellen nog een paar keer, voordat moeders met hen terugkeert naar het water. Vind je in het Bos molshopen op een nat stukje, dan zijn dat bijna zeker kreeftenhoopjes. Mollen houden niet van natte snorharen.

If you can’t beat them, eat them
De rode Amerikaanse rivierkreeft is op vrij grote schaal geïmporteerd voor de handel (tuinvijvers en aquaria) en vervolgens ontsnapt of uitgezet. Ook werden levende kreeften geïmporteerd voor consumptie. Door het verplaatsen van bagger lijkt de kreeft verder verspreid. Maar de kreeft zelf kan ook vele kilometers over land lopen naar nieuw water. Ze lijken kortom niet binnen de perken te houden. Zeker niet omdat een vrouwtje wel 500 eitjes bij zich kan dragen. Daarom wordt er wel voor gepleit om ze dan maar te bevissen en op te eten. Bij de opening van de tentoonstelling Boslust in 2017 werden ze bovenop de heuvel geserveerd door de Keuken van het ongewenste dier, en ik moet zeggen dat ze zijn best lekker zijn. Ze vangen voor de verkoop mag echter alleen met een speciale vergunning, omdat men erg bang is dat de kreeftjes door het vervoeren weer verder verspreid zullen worden. Sowieso mag je in het Bos alleen vissen met een visvergunning van de Amsterdamse Hengelsportvereniging. Wil je ze zelf eens proberen dan kun je verkoopadressen vinden op de VISwijzer-site. Deze website voor duurzame visserij omschrijft de rivierkreeft als de lekkerste plaag van Nederland.

Kom je zelf een rivierkreeft tegen?
Rivierkreeften in Nederland kun je het best hun gang laten gaan. Rivierkreeften mogen in ieder geval niet verplaatst worden. Als ze je in de gaten krijgen, nemen ze een dreighouding aan. Niet altijd slim. Zo heb ik er wel eentje onder het wiel van de langskomende fietser zien verdwijnen. Laat ik maar zeggen dat dat geen lekke band opleverde. Meer over rivierkreeften vind je op EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden. Zonder de door hen verzamelde kennis, had ik dit blogje niet kunnen schrijven.

De boom werd al dunner al dunner
Over kinderliedjes gesproken, nog even iets totaal anders. Tijdens de hittegolf werden de bomen overdag steeds dunner en dunner en ’s nachts weer dikker en dikker. Een grote boom verdampt onder normale omstandigheden wel 500 tot 1000 liter water per dag. En bij extreme hitte kunnen de wortels overdag niet genoeg water aanvoeren om de verdamping door de bladeren bij te benen. Dan krimpt de stam overdag, en pas ’s nachts kan het watertekort weer aangevuld worden. Lukt ook dat niet meer, dan laten de bomen hun blaadjes vallen en zie je herfstkleuren in de zomer.

Passie voor vleermuizen
13 augustus 2020 om 09:20
Gastblog Amsterdamse Bos
Jonge rosse vleermuis op een boomstam; foto: Wouter van der Wulp.

Enkele weken geleden kwam ik terug van een afspraak in het Bos. Zoals altijd krijg ik dan een onbedwingbare drang om nog wat ommetjes door het Bos te maken. En bijna altijd heeft het Bos dan een verrassing voor me. Zo zag ik dit keer bij vol daglicht enkele vleermuizen buiten op de bomen zitten. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Het bleken rosse vleermuizen te zijn en eentje zat zelfs op maar anderhalve meter van de grond.

Rosse vleermuizen
In het Bos komen zes soorten vleermuizen voor. De Watervleermuis, de Laatvlieger, de Dwergvleermuis, de Ruige dwergvleermuis, de Meervleermuis en de Rosse vleermuis. Daar zijn we blij mee. Veel mensen vinden ze ook heel schattig. Sommige mensen vinden die nachtelijke fladderaars ook een beetje eng, maar daar is geen reden voor. Een vleermuis eet per nacht wel 3000 insecten, waaronder heel veel muggen én ook eikenprocessievlinders. We vertroetelen ze al jarenlang met vleermuiskasten in het Bos. In de strijd tegen de eikenprocessierups zijn er afgelopen winter nog eens 200 vleermuiskasten bijgeplaatst.

Kraamtijd
Van half mei tot eind juli is het kraamtijd van de vleermuizen. Vrouwtjesvleermuizen hokken dan bij elkaar op een warme donkere plek. Een groep van zussen, moeders en tantes die elk een jong krijgen. De Rosse vleermuis is de enige soort waarvan we zeker weten dat 'ie een kraamkolonie heeft in het Bos. Daar is het overdag een rustige boel met veel slapen en poetsen. Mijn oren blijken er tot mijn spijt ondertussen te oud voor, maar met jonge oren kun je bij zo’n kolonie de jongen met hoge piepgeluidjes gezellig horen kletsen. Dus wat deden die jonge vleermuizen nu buiten in de zon?

Stadsecologen in actie
Alle vleermuizen zijn wettelijk beschermd in Nederland. De Amsterdamse stadsecologen houden ze daarom extra in de gaten om te voorkomen dat ze bij (bouw-)werkzaamheden verstoord worden. Uma Ho-Sam-Sooi, onze vleermuisecoloog van dienst, wist me te vertellen dat het op zich wel eens vaker voorkomt dat een vleermuis buiten hangt. Het was bovendien de tijd dat jongen voor het eerst gaan uitvliegen en een jong wil ook wel eens de kolonieplaats uitkruipen of -vallen. De moeder leidt ze dan gewoonlijk terug naar binnen. Op de door mij meegestuurde foto’s vond Uma de vleermuizen er echter niet goed uitzien. En dan zie je de passie bij onze stadsecologen en boswachters. Nog dezelfde dag ging ze uit ongerustheid zelf kijken en ze besloot dat het beter was de duidelijk zieke vleermuizen naar een opvang te brengen.

Reddingsactie
De volgende ochtend was ze terug met collega Geert Timmermans en onze boswachter in de hoop de vleermuizen nog te redden. Twee dode vleermuizen vonden ze en drie vleermuizen zijn gevangen en naar dierenopvang De Toevlucht gebracht. Ze bleken graatmager te zijn, en hun vacht vies en onverzorgd. Stadsecoloog Anneke Blokker is vervolgens ’s avonds ook nog gaan kijken naar de kolonie, dit ondanks dat ze al met zwangerschapsverlof was. Gelukkig bleken er in de schemering meerdere vleermuizen uit te vliegen om op voedseljacht te gaan. Anneke vond nog twee dode exemplaren, en twee zeer verzwakte, die ook naar de opvang zijn gebracht.

Worminfecties
Helaas zijn de vijf opgevangen vleermuizen toch overleden. Twee daarvan zijn onderzocht. In de darmen zaten interne bloedingen die veroorzaakt zijn door een zware wormeninfectie. De wormpjes en eitjes worden nog nader onderzocht. Als we meer weten, kan herhaling misschien voorkomen worden.

Zelf een vleermuis gevonden?
Vind je zelf een vleermuis, laat die dan met rust. Raap hem zeker niet met blote handen op. Geef het in het Bos door aan de boswachterij: 06-29081628 (tip: sla dit nummer op in je mobiel als je vaker in het Bos komt). Vind je er een buiten het Bos, kijk dan op  https://vleermuis.net/vleermuis-gevonden/vleermuis-gevonden voor hulp van een vleermuisdeskundige in de buurt.

Jakoba en de kameleonspin
20 mei 2020 om 11:12
Gastblog Amsterdamse Bos
Foto: dubbele Jakoba Mulder-tulp met gewone kameleonspin en zandbij; Wouter van der Wulp.

Ook als je zoveel mogelijk thuisblijft, laat het Bos je niet los. Voor het Bos was Jakoba Mulder heel belangrijk.  Ondanks dat ze later hoofd is geworden van de afdeling Stedelijke Ontwikkeling van Amsterdam, bleef ze als stedenbouwkundig ontwerpster bekend als de juffrouw van het Bos. Vorig jaar hebben we haar bij het 85-jarig bestaan van het Bos geëerd met een eigen tulp. Een hele mooie tulp mag ik wel zeggen. En natuurlijk heb ik afgelopen herfst een aantal bollen in de eigen tuin geplant.

Driedubbele verrassing
Net als het Bos mij altijd weer verrast, deed ook de Jakoba Mulder-tulp dat. Uit een van de bollen kwam niet een, maar twee bloemen tegelijkertijd. En toen ik dat op de foto wilde zetten, kwam de volgende verrassing. Er bleek een kameleonspin op te zitten. Al het goede komt in drieën, wordt wel beweerd. Verrassing drie was dat deze kameleonspin ook nog eens een wilde bij te pakken had.

Ik had nog nooit een kameleonspin gezien. Nou heet de kameleonspin ook niet voor niks kameleonspin. Want net als een kameleon kan hij van kleur veranderen. Van wit naar geel en omgekeerd. Je vindt ze vooral op een gele of witte bloem. Of eigenlijk zeg ik dat verkeerd, je vindt ze dus meestal niet vanwege hun schutkleur.

'Kom maar in mijn hokkie'
Het verhaal is dat door deze camouflagetruc de spin minder snel wordt opgemerkt door zijn prooi. In plaats van een lekker maaltje nectar te vinden, wordt zo’n vlinder of bij dan zelf een hapje. En door z’n schutkleur wordt de spin weer minder snel een hapje voor hongerige vogels. De kameleonspin maakt geen web, maar zit uren stil met haar vier grote voorarmen wijd totdat er een slachtoffer langskomt. 'Kom maar in mijn hokkie.' Haar armen, niet zijn armen. Want het zijn altijd vrouwtjes die dat doen. Zij hebben voedsel nodig om eieren te maken. De veel kleinere volwassen mannetjes rennen alleen maar rond op zoek naar vrouwtjes.

Zonnebrand
Terwijl kameleons heel snel van kleur kunnen veranderen, doet de kameleonspin er best lang over. Van wit naar geel in 3 weken. Van geel naar wit is daarmee vergeleken een snelheidsrecord. Dat lukt binnen de week. Niet alle spinnologen geloven overigens in het schutkleurverhaal. Sommigen denken dat de gele kleur aangemaakt wordt tegen het verbranden in de zon. Hoe dan ook, ik was blij dat ik nu eentje ontdekt had. Een echt bijzonder spinnetje dat in 2006 de terechte winnaar was van de allereerste verkiezing voor Europese spin van het jaar. Je hebt ze bovendien ook met rode strepen op de flanken. Een gele met rode strepen, dat zou nu echt mooi gepast hebben bij de Jakoba Mulder-tulp.

In Memoriam Leon van der Heijden. 1938-2020
9 april 2020 om 16:40
Gastblog Amsterdamse Bos
De Kruiwagen in het Amsterdamse Bos, foto: Marijke Mooy.

Op de Grote Speelweide in het Amsterdamse Bos staat een grote houten kruiwagen. Het monument is een beeld van Leon van der Heijden, die deze week overleed.

Van Der Heijden werd geboren in 1938 in Den Bosch en was een universeel kunstenaar. Opgeleid aan de Kunstnijverheidsschool in Maastricht, gevolgd door de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Daar woonde hij ook vanaf 1963. Hij werkte abstract en maakte keramiek, schilderijen en beelden en ontwierp zelfs een klimplastiek met terrassen en wanden van het bruine beren- en ijsberenverblijf in Artis.

Mediterrane begraafplaats

Maar hij was ook hovenier. Eind vorige eeuw maakte ik eens een wandeling in mijn buurt in Amsterdam en mijn aandacht werd getrokken door een klein, houten, wit gebouwtje; een soort 19e-eeuws wachthuisje. In het huisje stonden verse bloemen. Het hek stond open en ik liep naar binnen en betrad voor het eerst de voormalige begraafplaats 'Huis te Vraag'. Een romantisch geheel van oude grafstenen, enigszins overwoekerd, zware kastanjebomen en taxushagen. Maar goed onderhouden.

Op het terrein stuitte ik op een gebouw waar een bijna mediterrane sfeer hing, bloemen in potten en binnen zag je schilderijen. In een vitrinekastje stond allerlei informatie te lezen over de sinds 1962 gesloten begraafplaats waar eens een herberg stond. Het gebouw groeide later uit tot katoenfabriekje en een buitenplaats waar je naar de weg kon vragen. Het bleek dat de kunstenaar Leon van der Heijden hier woonde sinds 1987 en de taak op zich had genomen het groen en de tuin van de begraafplaats te onderhouden. Als je nog wat verder doorliep kwam je bij een oud weilandje met paarden en met enige moeite kon je het Nieuwe Meer en het Amsterdamse Bos zien schemeren vlakbij de Schinkelsluis.  En in dat Bos staat die Kruiwagen, als eerbetoon aan het zware werk van degenen die het aanlegden.

Symbool

In de jaren tachtig had het Amsterdamse gemeentebestuur gemeend dat er ergens in het Bos een symbool of monument zou moeten komen als herinnering aan de totstandkoming van het Bos. Als eerbetoon voor de tienduizenden werklozen die in de jaren dertig, zo veel mogelijk met de hand, aan het Bos hadden gewerkt. Het Amsterdamse Bos waar de werklozen te werk werden gesteld; een verhaal dat ook nu nog bijna iedereen kent. En er is veel voor te zeggen dat het Bos er nooit gekomen zou zijn als er geen grote werkloosheid was geweest in de jaren dertig van de vorige eeuw want daardoor kwamen er allerlei financiële steunmaatregelen van het Rijk los.

Beeld voor iedereen

De Kruiwagen is een drie keer vergrote versie van de kruiwagens die in het Bos zijn gebruikt. Het is herkenningspunt, afspreekpunt en oefenobject. Een multifunctioneel beeld en misschien wel het meest gewaardeerde beeld in het Bos.  Geen abstract beeld maar een beeld voor iedereen. Net als het schilderij ‘De aanleg van het Amsterdamse Bos’  dat de arbeiders met kruiwagens toont in een soort magische sfeer en dat in het kantoor van het Amsterdamse Bos hing maar nu terug is gegeven aan de familie. Er is ook een metalen versie van die bij de Kruiwagen hing maar helaas te kwetsbaar bleek.

Leon van der Heijden maakte een goed beeld voor het Bos, daar zijn we hem dankbaar voor. En misschien bracht het werken in de natuur, in het Bos, Van der Heijden er wel toe hovenier te worden en zijn eigen bos te creëren in Huis te Vraag.

Meer lezen over monumenten in het Amsterdamse Bos? Zie www.amsterdamsebos.nl/kunst-erfgoed/monumenten.

De witte tijd is weer aangebroken
27 februari 2020 om 15:17
Gastblog Amsterdamse Bos
Foto: een laatste pruimpje in de nieuwe bloesem - Amsterdamse Bos 25 februari 2020, Wouter van der Wulp.

De witte tijd in het Bos, is niet zozeer de winter als wel het voorjaar. De sneeuwklokjes zijn er al een aantal weken, maar nu bloeien ook de sleedoornachtigen al uitbundig. De komende tijd komen daar nog krentenboompje, vogelkers, boskriek, daslook en fluitenkruid bij. En de meidoorns, de kersenbomen in het Bloesempark en de paardenkastanjes natuurlijk. Ik schreef sleedoornachtigen, omdat ik bij die wilde pruimen wel eens twijfel over wat er nu zo uitbundig staat te bloeien. Het kan echte sleedoorn zijn, maar misschien ook wel een heesterpruim of... Maar mooi zijn ze, ze bloeien nu al en als je ze echt gaat bekijken dan zie je ook van alles anders. Vogels, bezoekende insecten, van de week zag ik zelfs nog een pruimpje tussen de bloesem.

1 maart Martenitsa-dag
Twee jaar geleden hing er vlak bij de Boswinkel een Martenitsa aan de takken. 'Een marte-wat?' hoor ik je vragen. Nou dat zit zo. Een Martenitsa is een figuurtje of armbandje van rode en witte wollen draden. Je ziet ze in Nederland steeds vaker in bloeiende bomen en struiken hangen. Een gewoonte overgewaaid uit de Balkanlanden, zoals Bulgarije. Daar wordt op de eerste maart 'Baba Marta' (letterlijk 'Grootmoeder Maart') gevierd. Men geeft elkaar dan een 'Martenitsa' als symbool voor een nieuw begin, voor geluk en gezondheid, voor liefde en vrede en voor het komende voorjaar. Je draag je Martenitsa tot 21 maart of tot je een ooievaar of zwaluw ziet, daarna hang je je Martenitsa aan een bloeiende boom of struik.

Nu is niet de bedoeling dat de miljoenen bezoekers in het Bos van alles aan bomen en struiken gaan hangen. Amsterdam heeft met die liefdesslotjes aan bruggen al genoeg te stellen. Maar elkaar aanstaande zondag een mooi voorjaar toewensen zonder storm, dat vind ik zo’n gek idee nog niet. Ik kijk ondertussen wel uit naar vredige windjes en een lekker lentezonnetje.

Warm aanbevolen, boomhazelaars in het Bos
14 januari 2020 om 09:50
Gastblog Amsterdamse Bos
Boomhazelaar met rondknop op Driekoningen 2020, foto: Wouter van der Wulp.

Binnenkort hangt het Bos weer boordevol gele slurfjes. De mannelijke katjes van de els en de hazelaar laten dan hun stuifmeel meevoeren door de wind. Dergelijke bomen noemen we naaktbloeiers. Ze bloeien voordat ze blad hebben.

Hazelaars vind je als struiken op veel plaatsen in het Bos.  Maar op twee plaatsen kun je ze als bomen vinden. Allereerst op het Vogeleiland, alwaar de gewone hazelaars echte stammen hebben. En wat voor stammen. De gladde schors heeft zulke kronkelende ribbels en knoesten, dat elke beschrijving te kort schiet. Net een sprookje, daar moet je echt zelf gaan kijken.

Boomhazelaars en klimaatverandering
In het Bos staan ook echte boomhazelaars, ook wel Turkse hazelaars genoemd. Je vindt ze bij de Schotse Hooglanders, vlak naast de veekraal. De stam heeft geen gladde bast zoals de gewone hazelaar, maar een zeer ruwe kurkachtige schors. En de hazelnootjes zitten in bosjes bijeen in omhulsels met woeste uitsteeksels. Nu in de boom en op de grond te vinden als een soort van stekelbollen.

Het is een boom die de laatste tijd steeds vaker genoemd als boom van de toekomst omdat 'ie goed tegen warmte en droogte kan. Andere bomen hebben het in Nederland door de klimaatverandering steeds moeilijker. Dat geldt bijvoorbeeld voor de fijnspar, die mogelijk helemaal gaat verdwijnen uit ons land. Ook in het Amsterdamse Bos zie je daar wel sterfte van optreden. Of dat komt van door hitte en droogte, of juist door wateroverlast, moet je in het Bos wel altijd goed bekijken.

Dat geldt ook voor de plek van de boomhazelaars in het Bos. Dit deel wordt beheerd als natuurbos, en dat betekent dat er zo weinig mogelijk ingrepen gedaan worden. Fantastisch natuurlijk dat het Bos al een aantal van deze klimaatbestendige boomhazelaars heeft, maar staan ze niet op een te natte plek en worden ze als kleinere bomen niet te veel in de schaduw gezet door de omringende beuken? Ze lijken het op deze plek juist wat moeilijk te hebben. Zou het niet mooi zijn als ook elders in het Bos deze fraaie bomen aangeplant werden, op plekken waar ze groot en oud kunnen worden.

De oudste en dikste boomhazelaar
Het Amsterdamse Bos is te jong om de oudste boomhazelaar van Nederland te herbergen. Die staat in de Amsterdamse binnenstad in de Hortus Botanicus aan de Plantage Middenlaan. Geplant in 1795 en nu met een stamomtrek van bijna 3 meter. Deze boom staat vlak bij het hek, dus die kun je ook zonder toegangskaartje goed zien.

Naar de knoppen
Wat je weer in het Amsterdamse Bos goed kunt bekijken zijn de afwijkende roosvormige knoppen die hazelaars soms hebben, ook wel rondknoppen genoemd. In de boomhazelaar zijn ze twee keer zo groot als in de gewone hazelaar.  En juist in de winter kun je ze goed zien. Deze boomroosjes worden veroorzaakt door de rondknopgalmijt. Een soort spinnetje kleiner dan een derde van een millimeter.

Als eieren in een knop gelegd, veroorzaken ze met een clubje jonge mijten dit roosvormige galletje. Uit de gewone knoppen zullen binnenkort de rode octopusvormige stamperarmen van de vrouwelijke bloempjes naar buiten piepen. Klaar om door de wind aangevoerd stuifmeel te vangen. Het begin van nieuwe hazelnootjes. Houd die knoppen in de gaten.

Haviken in het Amsterdamse Bos!
13 december 2019 om 13:00
Gastblog Amsterdamse Bos
thumb_havik_jong_fonsbongers

Voor allen met een interesse voor wiskunde heb ik een mooie opgave! Neem 2 houtduiven, een mannetje en een vrouwtje. Houtduiven lukt het om in een voedzaam jaar maar liefst 3 tot 4 nesten jongen groot te brengen. Het legsel bestaat uit 2 eieren. Per jaar brengen houtduiven dus 6 jongen groot. Neem nu eens aan dat die jonge houtduiven zich de volgende jaren ongestoord kunnen voortplanten, 3 nesten per jaar. De vraag is dan: hoeveel houtduiven heb je na 20 jaar? Lieve lezer; schrik niet. Dat zijn er dan ongeveer 2,3 miljard. Inderdaad, miljard, geen miljoen. Als de duiven ongeveer 1 liter in beslag nemen is dat een laag van 23 centimeter dik boven het gehele Amsterdamse Bos.

Als gedachte is dat leuk, in de werkelijkheid moet ik niet denken aan zo veel duiven. En gelukkig heb ik vrienden die het helpen voorkomen. Haviken! Sinds jaren mijn studieobject.

Als een Amsterdamse vogelaar zich in 1969 zou laten invriezen en 50 jaar later enthousiast het veld in zou gaan dan wacht hem een verrassing. De Bijlmermeer is intussen volgebouwd en ook in de samenstelling van de vogelwereld is er veel veranderd. Lepelaars zag je in 1969 alleen op een plaatje, voor grote zilverreigers moest je toen naar Hongarije of naar Artis. En pas met de eerste stappen van de ontkerkelijking kwamen de kerkuilen op in onze landschappen. En roofvogels leefden alleen in de ruige natuur van de Veluwe.

Opkomst van de havik

In de 70’er jaren verdwenen de ergste landbouwvergiften uit ons milieu en lukte het de roofvogels, met de buizerd voorop, om vaste voet te krijgen in de Nederlandse natuur. Op de voet gevolgd door de schuwere maar opportunistischer havik. Er was voedsel genoeg, en de bossen die na de oorlog waren aangelegd werden oud genoeg om als broedplaats te dienen. Eind 70’er jaren bereikten haviken onze laagveenmoerassen. Langzaam maar zeker leerden ze te wennen aan de menselijke omgeving. Het is er gevaarlijk met auto’s en glazen ruiten, maar: voedsel in overvloed! Elk nadeel heeft zijn voordeel. En in 1986 was het zover. Ze bereikten de buitengebieden van Amsterdam. En ze zijn er niet meer weggegaan.

Nu zijn haviken niet meer weg te denken uit de wilde natuur in het Amsterdamse Bos. Jaarlijks brengen 4 tot 5 paren er hun jongen groot. Gelukkig onbereikbaar hoog in de dichte kruinen van beuken, fijnspar en berken. Zich voedend met een scala aan prooidieren. Eksters, houtduiven, stadsduiven, halsbandparkieten, wilde eenden, meerkoeten, futen en als het kan een lekkere kerkuil als avondmaal...

Broedseizoen

In december beginnen weer de voorbereidingen van het komende broedseizoen. Mannetjes en vrouwtjes versterken hun band, ze verblijven samen steeds meer rondom hun nestplaats. Ze repareren en vergroten hun nest elk jaar. Eind maart komt het legsel met 3 of 4 eieren en na 40 dagen komen de jongen uit. Voor de ouders de drukste tijd van het jaar.

Ik gun u allen het bespieden van jonge haviken die leren hoe ze op volle snelheid, met het grootste gemak door bos en struweel schieten. Om hun bijdrage te kunnen leveren aan het voldoende schaars houden van de prachtige houtduiven.

Donder, bliksem en vuur bij de Koenenkade
4 december 2019 om 06:00
Gastblog Amsterdamse Bos
Arie Verhaar zet de Koenenmolen op de wind ongeveer 1910 (met hond en kat)

Het leek een dag als alle andere te worden, die 4 december 1919, nu een eeuw geleden. Maar dat werd het allerminst. ’s Avonds trekt een hevig onweer over de gemeente Nieuwer-Amstel en om acht uur valt in het dorp Amstelveen het elektrische licht uit. In die diepe duisternis tekent zich een helse vuurgloed af bij de Nieuwe Meer. De Koenenmolen uit 1635 staat in de hens. De brandweer rukt uit, maar het is een ongelijke strijd. De Koenenmolen is reddeloos verloren.

De molen ontvlucht
Het blad De Molenaar bericht enkele dagen later dat de bliksem als eerste insloeg in de stal naast de Koenenmolen. Een enorme klap waarbij drie van de zeven koeien direct dood neervielen, maar waardoor wonder boven wonder geen brand uitbrak. Dat was wel even anders toen vervolgens de bliksem in de bewoonde molen zelf insloeg. De vlammen laaiden meteen hoog op. Arie Verhaar met vrouw en knecht moesten de molen hals over kop ontvluchten zonder ook maar iets mee te kunnen nemen.  Zijn hond en de kat (zie foto) hebben eigen pootjes, dus hopelijk hebben die het ook gered. Maar dat lees ik nergens. Wel dat ook zijn bootjes verbrand zijn. En dat de brandschade niet door de verzekering wordt gedekt.

IJspret
De Koenenmolen was een van de oudste molens in de buurt van Amsterdam. Deze poldermolen maalde bijna driehonderd jaar lang het overtollige water uit de polder naar de Nieuwe Meer en domineerde daar de horizon. Vele kunstenaars hadden hem vereeuwigd. Een speciaal plekje had 'ie bij de Amsterdamse schaatsers die ’s winters met duizenden tegelijk over de Schinkel en de toen nog ondiepe Nieuwe Meer naar de molen gleden. Daar aangekomen was het klunen geblazen. Om de schaatsen te sparen, werd er altijd turfstrooisel neergelegd. Verder ging de tocht dan over het Karnemelkse Gat richting Amstelveense Poel, hèt centrum voor ijsvermaak.

Gered en toch verloren
De Buitendijkse Buitenveldertse Polder-Noord was de laatste polder bij Amstelveen die nog uitgeveend werd. Het veenderijbestuur ging daarbij voortvarend te werk. In 1905 vervingen ze de eeuwenoude Koenensluis door een grotere sluis iets meer naar het oosten toe. En in 1917 lieten ze een elektrisch gemaal bouwen om de Koenenmolen te vervangen. Zo waren ze niet langer afhankelijk van de wind. Het scheelde maar weinig of de oude Koenenmolen was vanwege overbodigheid afgebroken. Kunstenaars en de bond Heemschut liepen echter met succes te hoop tegen de sloop. Wrang voelt het dat zo kort daarna toch het noodlot toesloeg en de molen volledig afbrandde. Het elektrische gemaal is het noodweer wel schadevrij uitgekomen. Het niet onaardige gebouwtje uit 1917 staat er nog steeds met binnen aan de muur een bordje, vermoedelijk uit dezelfde tijd, met het volgende rijmpje:

Klein maar fier sta ik hier
‘k Maal gezwind zonder wind Het water weg uit deze steg: ‘k Blijf de Koenemolen.

Leuk bedacht, maar voor mij blijft er toch maar één Koenenmolen en die is echt niet meer.

Dakloos
Arie Verhaar, landbouwer, molenaar/machinist, bootjesverhuurder en sluiswachter, was intussen dakloos. Maar het gemaal en de sluis moesten toch bediend. Op 26 juli 1920 wordt daarom de 1e steen gelegd voor een sluiswachter/machinistenwoning. Na 1925 is het uitvenen beëindigd en de polder drooggemalen. Nu vele meters lager. Een decennium later veranderde de omgeving opnieuw met de aanleg van de Bosbaan, de Bosbaansluis en het Koenenbos. Of Arie dat allemaal nog meegemaakt heeft weet ik niet. Hij was er zeker niet meer toen het gemaal in de tachtiger jaren geautomatiseerd werd en de machinist er niet meer naast hoefde te wonen. Bij de Koenensluis komt er ook geen sluiswachter meer aan te pas. Dit jaar is de bediening overgenomen door vrijwilligers. Maar die woning tussen Koenensluis en Bosbaansluis staat er nog steeds. Samen met het gemaal het stenen bewijs dat delen van het Bos toch echt ouder zijn dan de officiële 85 jaar.

Eerbetoon
In oude verhalen van o.a. Jac. P. Thijsse kom je de Koenenmolen nog tegen. Dan gaat het over wandelingen rond de Nieuwe Meer of vaartochtjes over het Karnemelkse Gat. De in 1933 opgerichte watersportvereniging De Koenen heeft de molen in haar logo zitten, ook al was de molen bij de oprichting al verdwenen. Er zijn nog schilderijtjes, foto’s en tekeningen van de molen. En met dit blogje wil ik natuurlijk ook die iconische molen een beetje uit de vergetelheid houden. Maar het voelt allemaal wat magertjes. Op de archeologische kaart van Amstelveen staat de molen zelfs bij de verkeerde sluis, de Bosbaansluis, ingetekend. Zou het niet mooi zijn, denk je dan, om in de buurt van de historische plaats de herinnering op een of andere wijze tastbaarder vast te leggen?

Verkleurende naaldbomen van drie continenten
28 november 2019 om 09:26
Gastblog Amsterdamse Bos
Foto: Moerascipressen langs de waterkant Amsterdamse Bos 17-11-2019, Wouter van der Wulp.

In de herfst is het genieten in het Bos. Op heel veel plekken de prachtige najaarskleuren van de beuken. En als straks alle blaadjes zijn gevallen, vallen al die groene naaldbomen weer extra op. Maar niet alle naaldbomen blijven groen.  In het Bos staan drie soorten naaldbomen die ook hun blaadjes laten vallen in de herfst. Nu kun je hun naalden zien verkleuren. Op het pareltje van het Bos, het Vogeleiland, vinden we de Europese lork of lariks. Die wordt nu geel.

Op andere plaatsen in het Bos, zoals bij de paardenwaadplaats, staan de Chinese watercipressen er nu lichtbruin bij. Zelf vind ik die mooier als de naalden eraf zijn. Dan zijn ze toch niet helemaal kaal, maar hangen overladen met strengen vol mannelijke bloemknoppen.

Veel warmer bruin kleurt de Amerikaanse moerascipres, die je ook in het zuidelijk deel van het Bos kunt vinden. In het Bos vind je ‘m vooral aan de waterkant.  Hoe natter hij staat hoe meer luchtwortels de moerascipres vormt.  Daardoor kan 'ie zelfs in ondiep water groeien.

Drie mooie boomsoorten, allemaal uit een ander werelddeel.  Nu te zien in herfstdracht..

Bedreigde boomsoorten in het Amsterdamse Bos
18 oktober 2019 om 09:20
Gastblog Amsterdamse Bos
Aan de overkant van de Kleine Vijver zie je Servische sparren en Oostenrijkse dennen (foto: Wouter van der Wulp).

In Europa komen groeien 454 verschillende wilde boomsoorten. Van die bomen komen 265 soorten enkel in Europa voor. Dat klinkt als nog best wat. Zeker als je weet dat tijdens de ijstijden in Europa veel meer bomen zijn uitgestorven dan in Noord-Amerika. Maar nu blijken van die 265 soorten er minstens 155 alsnog met uitsterven bedreigd. Bijna zestig procent. Dat klinkt toch best heftig.

Servische spar

Een van die bedreigde bomen is de Servische spar. Een ultra-slanke naaldboom, die bij ons vooral gekweekt wordt als kerstboom en dus zelden groot wordt. In het wild komt de Servische spar alleen voor in de bergen van Bosnië-Herzegovina en Servië. Zijn leefgebied daar wordt steeds kleiner en raakt ook steeds verder versnipperd door houtkap en bosbranden. Bovendien krijgt deze spar in zijn oorsprongsgebied last van de klimaatverandering. Dat las ik in het eind september uitgekomen rapport van de Internationale Unie voor Natuurbescherming (IUCN), die deze boom op de 'rode lijst' van te beschermen Europese boomsoorten heeft geplaatst.

En dan besef je weer wat een bijzonder bos dat Amsterdamse Bos toch is. Want bij de Kleine Vijver staat een heel bos van die bedreigde Servische sparren het hele jaar door mooi te wezen. Vanzelfsprekend zal de nieuwe bomenroute van het Bos ook hier langs gaan.

Arve of Alpenden

In oude beschrijvingen van het Amsterdamse Bos wordt vaak gerept over de arve of alpenden die bij de aanleg is aangeplant. Terwijl we vroeger leerden dat dennen in Nederland altijd twee naalden bij elkaar hebben, heeft die alpenden juist naalden in bosjes van vijf. Geen bedreigde naaldboom op Europese schaal, maar in het Amsterdamse Bos leken ze uitgestorven. Na flink zoeken, heb ik er enkele weken geleden toch nog twee gevonden vlakbij die Servische sparren. En afgelopen week nog eentje bij de Arena. Die waarschijnlijk laatste drie exemplaren in het Amsterdamse Bos worden intussen flink overvleugeld door de er omheen staande eiken. Als er geen nieuwe aangeplant worden op een betere plek, dan zal de alpenden uiteindelijk toch verdwijnen uit ons Bos.

Levend fossiel

In het Amsterdamse Bos staan ook bomen waarvan men dacht dat ze al heel lang uitgestorven waren. Namelijk watercipressen. Ooit algemeen op het Noordelijk halfrond, kende men die enkel als fossiel. Totdat er in 1943 in een verlaten vallei in China levende watercipressen werden teruggevonden. Nu staan ze ook in Nederland op veel plaatsen als laanboom of alleenstaande parkboom. Maar uniek weer van het Amsterdamse Bos, daar staan ze in bosverband. Onder andere bij de paardenwaadplaats. Maar let op, ze zijn anders dan de meeste naaldbomen. Net als de Amerikaanse moerascipres en de lariks laten ze ’s winters hun naalden vallen. Dus wil je ze dit jaar nog groen zien, dan moet je je haasten. Ben je later, dan zie je dat ze in de winter toch niet helemaal kaal zijn. Ze hangen dan vol met strengen mannelijke bloemknoppen, die ze een prachtig silhouet geven.

Lyrisch over linden
30 september 2019 om 08:22
Gastblog Amsterdamse Bos
Burgemeesterslinden, 21 september 2019, foto: Wouter van der Wulp.

Ooit stond Nederland vol met lindebossen. Tegenwoordig behoort de wilde inheemse linde tot de grote zeldzaamheden. Zo begon de grote lindekenner Bert Maes zijn artikel over de ontdekking in 2008 van een groot en uniek lindebos in de omgeving van Maastricht. Extra mooi die ontdekking omdat net het jaar daarvoor vijf boswetenschappers een warm pleidooi gehouden hadden voor de terugkeer in Nederland naar het lindewoud.

Wij boffen, want het Amsterdamse Bos heeft vele prachtige lindelanen. De beroemdste is wel de Galoppeerbaan gelegen tussen de Boswinkel en de Grote Vijver. Deze royale lindelaan is geïnspireerd door de Rotten Row in Hide Park, in 1690 aangelegd door onze stadhouder-koning Willem III als veilige route tussen zijn twee paleizen in Londen.

Amerikaans lindewoud
En lang voor de roep om de terugkeer naar het lindewoud, zijn in het Amsterdamse Bos al stukken lindebos aangelegd. Het meest opvallende is het bos van Amerikaanse linden ten noordoosten van het Land van Bosse, het grote evenemententerrein van het Bos. In dit deel zijn kort na de oorlog speciaal Noord-Amerikaanse boomsoorten aangeplant, zoals bijvoorbeeld ook de bijzondere grijze walnoot. Amerikaanse linden worden in Nederland wel als laanboom aangeplant, maar in bosverband ken ik ze nergens anders. Elders in het Amsterdamse Bos vind je nog twee stukken bos met Europese lindensoorten. Eentje met lindes van ondertussen zo’n 75 jaar oud. En een perceel in het zuiden dat waarschijnlijk aangeplant is bij het 50-jarig bestaan van het bos in 1984. Toen zijn op de boomplantdag de laatste stukken van het oude bos beplant door heel veel kinderen.

De burgemeesterslinden
Zeker is het dat er op dezelfde dag ook drie losstaande winterlindes geplant zijn door hoogwaardigheidsbekleders. Een voor elke gemeente waarin het Bos ligt. Ze staan bekend als de burgemeesterslindes. Rond lindes bestaan allerlei legendes en verhalen, en die moeten we blijven koesteren. Dus niet verder vertellen dat het eigenlijk de wethouders uit Amstelveen en Aalsmeer waren die deze lindes geplant hebben samen met de directeur van Openbare Werken van Amsterdam. Met het planten van deze laatste bomen was de grote boomplant van het Bos in principe gebeurd. Maar helemaal af is het Bos nooit en verrassingen blijven niet uit. Vijftien jaar later begon de aanleg van het Schinkelbos. En ook nu worden er nog regelmatig wat bomen geplant in het bos.

De gewimperde linde
In het Amsterdamse Bos staan veel verschillende soorten linden. Ze zijn niet allemaal even makkelijk uit elkaar te houden zijn. Wel bloeien ze op verschillende tijden wat gunstig is voor de insecten die het tegenwoordig moeilijk hebben. En bovendien leuk voor de bezoekers van het Bos die op vele momenten het licht bedwelmende parfum van de lindebloesem kunnen ruiken.

Vorig jaar is de collectie linden in het Bos uitgebreid met een makkelijk herkenbare linde: de gewimperde linde. Deze heeft lange wimpers aan haar bladeren en bloeit in augustus/september als alle andere lindes zijn uitgebloeid. Bovendien loopt deze linde in het voorjaar uit met rode bladeren, die pas later groen worden. Benieuwd waar die staat? Dat wordt binnenkort onthuld bij het verschijnen van de nieuwe bomenroute van het Bos. Daarin staat de precieze plek aangegeven en nog veel meer bomenverhalen. Ik hoop dat die net zo’n succes zal blijken als die magische linden in het Amterdamse Bos zijn.